Jobbe Wijnen (contemporain archeoloog)
Jobbe Wijnen is ‘contemporain archeoloog’, een term die je niet zo veel tegen komt in ons land. Maar het is tijd dat de Nederlandse archeologie minder traditioneel wordt, vindt Jobbe. Daar hoort niet alleen een bredere opvatting bij van wat archeologie is, maar ook van wie er aan archeologie mee mag doen. ‘Er zou geen verschil moeten zijn tussen archeologie en publieksarcheologie’, aldus Jobbe. Wij spraken met deze vooruitstrevende denker.
DOOR DONNA DIEPERINK
Je noemt jezelf contemporain archeoloog, kun je daar meer over vertellen?
Wijnen: Contemporaine archeologie is een subdiscipline binnen de archeologie. Het is de archeologie van het recente verleden, vanaf begin 20e eeuw. In andere landen, zoals Amerika, is dit heel populair, maar in Nederland wordt het wetenschappelijk niet interessant genoeg bevonden. Dat is jammer. We hebben niet door dat we hier een hele traditionele kijk op archeologie hebben. We zijn heel erg trouw aan ‘periode-archeologie’, waarbinnen we de norm hanteren dat bepaalde perioden nu eenmaal belangrijker zijn dan andere perioden. Maar dat is denken binnen een hokje. Middeleeuwse archeologie was 20 jaar geleden ook not done, in tegenstelling tot nu. Hetzelfde geldt voor archeologie van de Tweede Wereldoorlog, dat ook steeds meer geaccepteerd wordt.
Bekijk hier de lezing van Jobbe Wijnen over contemporaine archeologie.
Het is slechts een verandering in perceptie?
Ja! En we hebben niet door dat we onszelf met deze perceptie beperken. Archeologie is wat je er op dit moment van maakt, daar speel je als archeoloog een actieve rol in. Op het moment dat je horizon van wat archeologie inhoudt wordt verbreed (dus niet alleen het verre verleden, maar ook het recente verleden) kan archeologie op meer manieren worden ingezet dan hoe wij nu doen. Op dat moment raakt de ‘gewone burger’ veel meer betrokken bij de archeologie, omdat het ook over hem of haar gaat. Niet alleen maar over ooit, een tijd lang geleden.
Kun je iets over jouw contemporain archeologische project ‘Pull Tab Archaeology’ vertellen?
Treklipjes (pull tabs) zijn een onderbelicht aspect van onze samenleving. Niemand ziet ze liggen, maar ze zeggen zó veel over onze samenleving! Via social media vraag ik mensen hun treklipjes naar mij op te sturen. Op die manier hoop ik een duidelijke typologie te kunnen maken, omdat die er nog niet is. Ik heb inmiddels al duizenden lipjes mogen ontvangen, afkomstig uit Canada tot aan Shanghai.
Dit project beweegt zich op verschillende vlakken tegelijk. Het is ontstaan vanuit het idee dat we te weinig over treklipjes weten, dus dat er kennis verzameld moet worden (de inslag van elke traditioneel archeologisch onderzoek), maar tegelijkertijd is het een crowdsourcing project en maak ik met behulp van het publiek een database. Daarnaast heeft dit project een filosofische kant, we zijn letterlijk archeologie ‘aan het maken’. De slogan van dit project is dan ook ‘join the revolution’: ik ben ervan overtuigd dat er aan treklipjes en zwerfafval net zoveel te leren valt als van speerpunten en vikingbijlen (red. Jobbe’s project ‘Pull Tab Archaeology’ staat als #archeosucces op Archeologie Leeft, bekijk ‘m hier).
Archeologie is maakbaar. Wat bedoel je daarmee?
Ik bedoel daarmee dat je als archeoloog bepaalt wat archeologie is. Als de archeoloog iets interessant vindt, gaat hij of zij naar context op zoek. Maar op die manier bepalen de archeologen wat wel of niet belangrijk is en wie wel of niet buiten de archeologie gehouden moet worden. Dat is eigenlijk nogal een elitaire houding. Want wat de archeologen interessant vinden, is misschien niet wat het grote publiek interessant vindt.
Hoe brengen we die twee dan dichter bij elkaar?
Het begint met onze ogen te openen voor deze blinde vlek. Maar ik snap dat dit debat alleen nog geen oplossing is. Ik vind natuurlijk ook niet dat Jan Alleman mag graven op bijvoorbeeld Fort Vechten. Maar we kunnen mensen wel meer betrekken bij het archeologische proces. Wat willen zij graag opgegraven zien? Misschien vinden ze het wel belangrijker dan een 20-eeuwse snackbar uit de buurt wordt opgegraven dan een Steentijdboerderij uit vervlogen tijd.
Gelukkig is deze tendens, van het in gesprek gaan met de burger, grotendeels al in gang gezet. Vooral in de grote steden, zoals Amsterdam en Rotterdam. Ook bij de opgravingen van Kamp Westerbork uit de Tweede Wereldoorlog hebben we mensen laten meekijken en konden zij hun eigen verhalen vertellen. Er bleken veel mensen met een persoonlijke link met het kamp.
Kun je een ander voorbeeld noemen van hoe deze denkwijze toegepast zou kunnen worden in de praktijk?
Neem het Drentse dorp Bovensmilde. Hier werd in 1977 een lagere school gekaapt door Molukse jongeren. Dit was een ontzettende klap voor de christelijke dorpsbewoners; een stukje geschiedenis dat vaak onder het tapijt wordt geschoven. Het schoolgebouw is afgebroken en de plek waar de school ooit heeft gestaan is altijd leeg gebleven. Door trauma, denk ik dan. Het is een litteken dat nog pijnlijk zichtbaar is, zo’n lege plek in de Schoolstraat.
Na 30 jaar zwijgen, willen de slachtoffers en nabestaanden een monument op deze plek oprichten. In mijn beleving zou dit een perfect project zijn voor archeologen, die de school zouden kunnen opgraven en kunnen bijdragen aan de transformatie tot herinneringsplek. Stel je voor dat een archeoloog erbij geroepen wordt en hier alleen maar op zoek gaat naar neolithische vondsten!
Eigenlijk komt het neer op een verandering in onze houding als archeoloog: van een houding van ‘vertellen en zenden’ naar een houding van ‘vragen stellen en niet weten wat er uitkomt’. Meer praten en luisteren, in plaats van komen vertellen hoe het allemaal zit, zoals archeologen nu doen. Dan ontstaat er ruimte.
Facts
- Pull Tab Archaeology-project
- Verzameling van treklipjes uit Cambodja tot Syrië, van China tot Texas en Australië tot Liberia
- in totaal meer dan 70 typen ontdekt
- zitten er bijna 3000 treklipjes in de database van het project
Jobbe Wijnen:
Er zou geen verschil moeten zijn tussen archeologie en publieksarcheologie.
Archeologie van de Berlijnse house scene
Een mooi staaltje contemporaine archeologie: archeologen van de universiteiten van Cottbus (Duitsland) en York (GB) hebben archeologische methodes gebruiken om de house scene van Berlijn in kaart te brengen. Zij onderzochten vooral de house feesten uit begin jaren '90 in het niemandsland tussen de voormalige stadshelften Oost- en West-Berlijn.