Mans Schepers (Rijksuniversiteit Groningen)
Mans Schepers, archeoloog aan de Rijksuniversiteit Groningen onderzoekt hoe de prehistorische terpenbewoners van Groningen erin slaagden onbedijkte kweldergewassen te verbouwen. In de zomer van 2016 organiseerde hij samen met café Hammingh in Garnwerd en museum Wierdenland in Ezinge de tentoonstelling ‘Het Wierdenmenu’. Archeologie Leeft gaat met Mans in gesprek over de totstandkoming van deze multi-zintuigelijke tentoonstelling en het bijbehorende menu.
DOOR BARBARA OOSTERWIJK
Bekijk hier het #archeosucces, het ‘Wierdenmenu‘ van Mans Schepers.
Hoe ontstond het idee voor deze tentoonstelling?
De samenwerking tussen mij en café Hamming is als eerste tot stand is gekomen. Het museum haakte daar later bij aan. We hadden een bedrijfsuitje en gingen eten bij café Hammingh, dat midden in het historische wiederlandschap van Groningen ligt. Toen dacht ik, het is wel leuk om hier iets mee te doen. Ik heb toen ter plekke de eigenaresse aangesproken en gevraagd of ze geïnteresseerd was om een Wierdenmenu aan te bieden. Ongeveer tegelijkertijd werd Heidi Renkema aangesteld bij Museum Wierdenland. Omdat zij ook een voedselachtergrond heeft, wilde ze graag iets met het wierdenlandschap en voedsel doen. Ze kon eigenlijk zo op een rijdende trein springen. We zijn met zijn drieën bij elkaar gaan zitten en hebben het Wierdenmenu samengesteld. Het museum verwijst naar café Hammingh en vice versa. Het zijn allemaal afstandjes van niets dus op een zonnige zondag fiets je zo van dorpje naar dorpje.
De tentoonstelling is een goed voorbeeld van interdisciplinaire samenwerking. Wat is volgens jou de meerwaarde hiervan?
De meerwaarde is dat je met andere partijen werkt, niet alleen interdisciplinair maar ook buiten het cultuur-historische wereldje om. Ik geloof dat mensen met een andere achtergrond op een hele andere manier kijken naar dezelfde data. Mensen met een culinaire achtergrond zoals Carolina Verhoeven, een culinair ethnoloog die ook betrokken is bij de tentoonstelling, hebben echt een andere insteek. Omdat iemand als Carolina andere kennis heeft van het materiaal, bedenkt zij dingen waar ik zelf nog nooit over nagedacht heb. Waarom heet emmertarwe eigenlijk emmertarwe? Toen betrapte ik mezelf erop dat ik dat eigenlijk niet wist. Deze mensen slaan makkelijker een brug naar het bredere publiek.
Met andere partijen samenwerken kan ook werken als een katalysator tussen de harde wetenschap en de wat toegankelijkere vertalingen hiervan. Eigenlijk zijn we daar als archeologen en archaeobotanici (een archeoloog die planten en gewassen onderzoekt) ook helemaal niet goed in. We schrijven relatief weinig over wat de mensen nou eigenlijk aten. Wel over welke plantjes en beestjes er in welke periodes en regio’s beschikbaar waren maar een echt kijkje in de keuken geven we niet. Als je dan al die beestjes en plantjes had, wat had je dan ’s avond op je bord? Daar is vanuit de professionele archeologie veel minder onderzoek naar gedaan.
Hoe gaat prehistorisch voedsel echt leven voor mensen?
Als archeologen hebben we de neiging om alleen het archeologische materiaal af te beelden. Maar het brede publiek wil geen zaadjes of botjes zien maar een koe of een kip en een bloeiende tuinboon. Archeologie is een beetje 50 Shades of Grey: mensen zijn heel visueel ingesteld en mensen willen proeven. Dat kan zelfs een menu met een knipoog zijn. Het moment dat jij een tuinbonensalade eet en proeft hoe lekker dat is, dan gaat het ook leven. Vooral als blijkt dat men dit vroeger ook al at.
In het museum kon je kon zaadjes onder de microscoop zien liggen en tien meter verderop stond het graan te bloeien in de museumtuin. Heidi verbouwde namelijk ook wat van die planten achter het museum. Daardoor wordt het echt tastbaar. Tastbaarder dan mooie foto’s. Bij café Hamming lagen placemats met extra informatie over het menu, over de wilde planten, akkerbouw, veeteelt, jacht en visvangst. En afbeeldingen van zowel de levende planten en dieren, als archeologische resten.
Zou je in de toekomst iets soortgelijks willen organiseren?
Jazeker. Het is sowieso een dankbaar onderwerp, voedsel. Ik ben nu bezig met een experimenteel akkerbouw project op de Friese kwelders. Daar werk ik bijvoorbeeld samen met een teler in oude Friese rassen, dat is ook gewoon een commerciële partij. En een biologische boer in Groningen. Er is momenteel natuurlijk ook aandacht voor biologisch voedsel. Daar kun je heel zweverig over doen maar er zijn ook reële bedrijven die daar geld mee verdienen. Daar mag je ook best op aanhaken in de archeologie. Ik vind het wel leuk dat er momenteel partijen bij zitten die zichtbaarheid zijn. Als ik een lezing geef dan laat ik die logo’s nog even langs waaien.
Hoeveel mensen waren bij de organisatie betrokken?
Ik ben zelf vooral verantwoordelijk geweest voor het fotomateriaal van het botanische en zoölogische materiaal. Bijvoorbeeld voor de placemats. In mijn ervaring is het zo dat als er iets met historisch voedsel gebeurt, dit vaak een heel hoog Romeinenkarakter heeft of het wordt middeleeuws. In het terpengebied weten we echt enorm veel over wat mensen aten dus waarom zouden we niet gewoon die archeologie laten zien? Ik heb direct met de kok afgesproken dat het uitgangspunt is dat er goed eten op tafel staat. Over het menu hebben we ook niet al te streng gedaan. De informatie over het eten staat op de placemats. Dat menu mag dus best met een knipoog.
Facts
- tentoonstelling en menu
- museum en restaurant
- jong en oud
- 3 medewerkers
- vrijwilligers
Mans Schepers:
Archeologie is een beetje 50 Shades of Grey: mensen zijn heel visueel ingesteld en mensen willen proeven.
Archeoweetje
Wist je dat de Romeinen in bijna al hun gerechten 'garum' verwerkten? Garum werd gemaakt van rottende vis en gebruikt als vervanging van zout.